Meer en meer komen er berichten dat het huidige systeem, waarbij de hypotheekrente van de inkomstenbelasting kan worden afgetrokken, niet langer houdbaar is. Steeds meer politici, maar ook de voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER) en de directeur van het Centraal Planbureau (CPB), laten voorzichtige ‘bommetjes’ vallen om dit onderwerp bespreekbaar te maken. Zeker nu er vanuit de Europese Unie ook al bezwaar is gemaakt tegen het huidige belastingstelsel van Nederland.
De feiten
De hypotheekrenteaftrek is ooit ingevoerd ter stimulatie van het eigen
woningbezit. Deze regel in combinatie met de geleidelijk dalende
hypotheekrente (sinds 1981) heeft er voor gezorgd dat het percentage
woningbezitters aan het eind van de twintigste eeuw een gigantische
sprong heeft gemaakt.
De kosten van de hypotheekrenteaftrek
bedroegen meer dan € 7 miljard. De rente stond dat jaar op een
historisch laagtepunt, waaruit blijkt dat de kosten voor de Nederlandse
staat drastisch zullen oplopen indien de rente stijgt.
Naast die €
7 miljard, werd er door de staat ‘slechts’ € 1.5 miljard besteed aan
huursubsidie. De grootste reden hiervan is dat huursubsidie alleen voor
de allerlaagste inkomens beschikbaar is, hypotheekrenteaftrek is er
echter voor iedereen.
Het onderwerp hypotheekrenteaftrek ligt
politiek zeer gevoelig, aangezien een groot deel van de kiesgerechtigden
een eigen woning hebben en hun financiële toekomst hebben afgesteld op
dit systeem. Afschaffing zou grote problemen bij jonge gezinnen en
andere minder financieel daadkrachtigen opleveren.
Desondanks
heeft de regering de laatste jaren al enkele maatregelen doorgevoerd,
denk hierbij aan de regeling dat de aftrek alleen nog geldt voor de
eigen woning en eventuele verbeteringen hieraan. Ook is ingevoerd dat de
hypotheekrenteaftrek maximaal 30 jaar mag duren en ook is de
bijleenregeling ingevoerd. Deze regeling zorgt er voor dat ‘winst’ uit
de verkoop van je huis niet langer vrij valt, maar gebruikt moet worden
in de aankoop van een ander huis.